“Hoezee, de v.t.b., hoezee!”

Het Staplied onder de loep.

Een uitgave van de tekst van het Staplied. [ADVN, A137]

Zangavonden – waarbij ik spontaan moet denken aan de talloze cantussen van diverse studentenkringen – kennen een lange geschiedenis. De meeste volksliederen dateren van de periode rond de 18de en 19de eeuw. In deze tijd was er namelijk sprake van een opkomend nationalisme.

Op het Taelcongres in 1841 werd de basis gelegd voor de verdere ontwikkeling van de Vlaamse muziek. Het taalcongres was een vergadering van 42 Vlaamse taal- en letterkundigen, die plaatsvond op 23 en 24 oktober 1841 in Gent. Letterkundigen zoals Jan Frans Willems en Ferdinand Snellaert protesteerden omdat men in koren Franse liederen zong. Willems en Snellaert bestudeerden het oude Vlaamse lied. Het zingen van teksten in de moedertaal beschouwden zij als een element “ter volksbeschaving” en daarom voerden ze een intense actie voor “de verspreiding van nationalen zang”. De liedstudies en -bundels volgden elkaar vlug op: Willems publiceerde in 1844 zijn Oude Vlaemsche Liederen, waarvan Snellaert in 1848 het tweede deel verzorgde.

Vanaf 1840 zou muziek een belangrijke rol gaan spelen binnen de Vlaamse beweging: voor de vele koorverenigingen werd een nieuw repertoire geschreven en via (strijd) liederen, cantates en koorwerken werden de ideeën van de Vlaamse beweging gepropageerd. Toch bereikte de Vlaamse muziekbeweging slechts een kleine laag van de burgerij en waren er maar weinig praktische resultaten. Er werd in die jaren meestal meer aandacht besteed aan de strijdlustige en bewustmakende teksten dan aan de muzikale kwaliteiten van een compositie. Toch vormden deze zangspelen de voedingsbodem voor de vroegste Vlaamse
opera’s.

Mijn interesse voor Vlaamse volksliederen werd gewekt door een oude LP-plaat uit het VTB archief met daarop het Staplied van de VTB. Het refrein alleen al toont dat dit volkslied een klein maar krachtig voorbeeld is van de nauwe band tussen de Vlaamse beweging en muziek. Het refrein gaat immers als volgt:

“Hoezee, Hoezee, Toeristenbond !
De V.T.B.er troepen veroveren hun eigen grond ;
Gaan wijd en zijd de wereld rond,
Hun jolig staplied in den mond.
Hoezee, de V.T.B., Hoezee !”

Klink op de LP plaat om het Staplied te beluisteren!
Renaat Veremans dirigeert op de Grote Markt van Brussel
ter gelegenheid van het 5de Vlaams Nationaal Zangfeest in
[ADVN, VFA6594]

De twee Vlaamsgezinde muzikanten van het Staplied zijn Willem Gijssels (1875-1945) en Renaat Veremans (1894-1969). Gijssels is de schrijver van het gedicht Vlaanderen, dat in 1912 door Renaat Veremans op muziek werd gezet en een heus succes werd. Veremans was één van de populairste Vlaamse componisten van zijn generatie. Tijdens zijn studies aan het kunsthumaniora Lemmensinstituut won hij een wedstrijd van de Maatschappij voor Taal en Volk met zijn compositie van het lied Vlaanderen.

De VTB had bepaalde voorwaarden vooropgesteld waaraan een lid moest voldoen om de “naam van VTB’er waardig” te zijn. De meest voor de hand liggende voorwaarde was dat de gedroomde VTB’er expliciet een Vlaamse identiteit uitdroeg (“naar eigen aard en in eigen taal”). Muzikale richtlijnen vormden daarbij een onderdeel van de toeristische uitrusting van de ‘ideale VTB’er’. Met een ‘VTB-liederboekje’ in de hand (met nog meer liederen zoals Met VTB Vooruit en het Zegelied van VTB) trotseerden de VTBleden de Vlaamse toeristische landschappen. Ook bondsknopen of fietsvlagjes waren standaard terug te vinden in de toeristische outfit van de VTB’er, die daardoor ook (althans volgens het bestuur van de vereniging), de “meest praktische propagandisten” van de bond werden. De VTB’ers werden zo getransformeerd tot wandelende en fietsende reclameborden die ten volle ingezet werden om de idealen van de bond kenbaar te maken. Dit zorgde voor spanning tussen de VTB als enerzijds louter toeristische vereniging en anderzijds expliciet Vlaamse culturele organisatie.

Wandelaars leggen het traject tussen Halle en Beersel
af bij de inhuldiging van het Hendrik Conscience-pad, 1935.
[ADVN, Archief VTB-VAB, onverwerkt]

Door Vlaamse cultuurorganisaties als het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ), de VTB en het Davidsfonds werden de liederavonden nog lange tijd in stand gehouden. Vanaf de jaren 1950 kan men stellen dat op inhoudelijk vlak het ANZ steeds meer de nadruk legde op het cultureel-politieke en steeds minder op concrete strijdpunten van de Vlaamse beweging. Belangrijke knelpunten van de Vlaamse problematiek werden dan belicht in de teksten, zoals bijvoorbeeld amnestie. Het ANZ werkte ook nauw samen met organisaties zoals het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens. Toen Richard Celis in 1987 voorzitter werd, kwamen ook thema’s als armoede en milieu aan bod, wat echter door Vlaams-radicalen als weinig relevant voor de Vlaamse strijd werd beschouwd.

Liederavonden hebben nog tot op de dag van vandaag een plaats in de Vlaamse beweging. Zo vindt in 2023 het 83ste Vlaams Nationaal Zangfeest plaats. Het Vlaams Nationaal Zangfeest is een jaarlijkse bijeenkomst van Vlamingen die volksliederen zingen, ondersteund door orkest, koren en dans voorstellingen. Koorzang kan zowel moreel als pedagogisch een positief effect hebben. Veel mensen delen immers de overtuiging dat (samen) zingen de moraal verbetert. Een overtuiging die ook door de vele zingende VTB-wandelaars werd gedeeld.

“In de valies van …”

We herontdekken de (verloren) valiezen van bepaalde VTB’ers. In dit artikel een blik achter de schermen tijdens de interviews met Karel De Meulemeester en Johan Van den Driessche.

Gedurende het onderzoek ‘100 jaar Vlaamse Toeristenbond (VTB)’ zijn er verschillende interviews afgenomen met oud-medewerkers die als aanvulling en verrijking dienen op de VTB-collectie, die in het ADVN wordt bewaard. In dit artikel geven we een voorproefje van de interviews met Karel De Meulemeester (directeur VTB-VAB vzw, 1968-1993) en Johan Van den Driessche (nationaal voorzitter VTB-VAB vzw en vtbKultuur, 2005-2012). Zij vertelden beiden een straf verhaal over een valies.

Karel De Meulemeester

“‘Blijf nog twee dagen in Griekenland, u krijgt uw geld terug.’ Ik
ben drie dagen later in Antwerpen teruggekomen met een rood
valiesje. In dat valiesje zaten tegoedbonnen voor verscheidene
reizen met Griekse rederijen. De inhoud van de koffer was gelijk
aan de waarde van hetgeen we door het faillissement kwijt
waren.”

Johan Palings, de toenmalige directeur van de VAB, speelde met het idee om een garage te openen. Een vereiste was dat er plaats moest zijn voor 25 auto’s. Aan dit concept hing een prijskaartje van pakweg een miljoen [Belgische frank]. Palings opperde het voorstel bij De Meulemeester: “kunnen wij dat betalen?”. De Meulemeester overtuigde, als secretaris van de raad van bestuur, zowel de voorzitter Jozef Van Overstraeten als de rest vanuit de raad van bestuur om te investeren in de garage.

Karel De Meulemeester, s.d. [ADVN, VFB1843]

Het budget om de garage op te richten, werd hoofdzakelijk gehaald uit een voorschot dat gevraagd werd bij de leden van VTB. Het zou dienen om een boot te huren bij een Griekse rederij, een activiteit uit het programma van het komende jaar. Aanvankelijk vond De Meulemeester het te riskant om dat geld te gebruiken, maar werd over de streep getrokken doordat de activiteit al bijna voor de helft was volgeboekt terwijl het nog een jaar wachten was op de afreis naar Griekenland. “Zeker als u weet dat met de mensen die toen al waren ingeschreven, de VTB al aan het bedrag van een miljoen [Belgische frank] kwam.” De verwachtingen dat dit een succesverhaal zou worden waren groot.

Ongelukkigerwijs greep op 21 april 1967 een groep officieren onder leiding van kolonel George Papadopoulos de macht in Griekenland. Dit betekende het faillissement voor de Griekse rederij en bijgevolg een catastrofe voor de VTB-VAB. Iemand moest het rampzalige nieuws gaan melden aan Jozef Van Overstraeten: De Meulemeester stelde zich kandidaat.

“Aan de Parklaan 32 was er eerst een kamertje, twee keer heb ik daar moeten wachten. De derde keer mocht ik in de living komen. Daar stond niks dan alleen een tafel in het midden van de kamer met daarop een bus Ovomaltine [poeder om chocolademelk te maken, nvdr]. Ik ben daar 20 jaar lang geregeld naar binnen gestapt, en heb nooit, maar dan ook nooit iets anders gedronken dan een beker Ovomaltine.

Reisbrochure Griekenland, jaren 1990. [ADVN, A1013]

Van Overstraeten verwees door naar advocaat meester Viktor (een van de bekendste advocaten van het moment). Meester Viktor legde daaropvolgend contact met een Griekse collega die evenmin iets kon doen, want een faillissement is een faillissement. De Meulemeester gaf echter niet op en wierp het daarom over een andere boeg. Hij nam contact op met de Griekse ambassade om zo een ontmoeting met Balopoulos, de minister van toerisme, te regelen. Pas enkele weken later kreeg De Meulemeester het bericht dat de kolonel hem verwachtte op 13 april om zeven uur ’s morgens op zijn bureau in Athene. De Meulemeester wilde kost wat kost de betaalde voorschotten opnieuw in handen krijgen. Daarom bereidde hij een speech voor in het Grieks die hij door zijn prof van Nieuwgrieks liet nalezen. De Meulemeester met een master in de klassieke filologie volgde tijdens zijn opleiding ook een keuzevak Nieuwgrieks waardoor hij de basisbegrippen alvast beheerde.

“In militaire houding stak ik daar mijn speech af. Die vent zijn mond viel open. Wat hij zei? ‘Blijf nog twee dagen in Griekenland, u krijgt uw geld terug.’ Ik ben drie dagen later in Antwerpen teruggekomen met een rood valiesje. In dat valiesje zaten tegoedbonnen voor verscheidene reizen met Griekse rederijen. De inhoud van de koffer was gelijk aan de waarde van hetgeen we door het faillissement kwijt waren. Zo is dat gegaan, letterlijk!”

Johan Van den Driessche

“Mijn wagen was mijn bureau bij manier van spreken.”

Het meest memorabele moment van zijn carrière bij VTB-VAB was uiteraard de persconferentie ter gelegenheid van de nieuwe naam (vtbKultuur) en bijhorend vernieuwd logo. Er werd intens toegeleefd naar dit moment. Johan Van den Driessche stond in 2008 aan het roer tijdens de transformatie van VTB-VAB naar vtbKultuur.

“Wat mij vooral is bijgebleven, is niet per se het moment maar eerder het
feit dat we echt hebben samengewerkt als ploeg. Toen wij midden in
die transformatie zaten, en dit is bijna anekdotisch, had ik een vergaderboekentas, precies een reiskoffer.”
In die koffer verzamelde Van den Driessche al zijn dossiers per onderwerp. Het ging van statuutveranderingen, nota’s, financiële afspraken met de VAB tot papieren rondom het nieuwe logo. Een koffer met ongeveer 40 mappen.

Johan Van den Driessche, s.d.

De koffer nam hij overal mee naartoe. “Mijn wagen was mijn bureau bij manier van spreken.” Na een drukke werkweek met vergaderingen ging Van den Driessche op een vrijdagavond met zijn collega’s nog even iets drinken in Sint-Pieters Woluwe. Toen hij zijn avond afsloot en aankwam bij zijn wagen merkte hij op dat de kofferbak was opengebroken. De tas was verdwenen.

“Die tas was mijn geheugen.” Dat was de eerste gedachte die in Van den Driessche opkwam. In de periode van de naamsverandering werd er (nog) niet altijd met een laptop gewerkt waardoor er niet van alles digitale kopieën werden opgeslagen. Moedeloos vertelde hij aan toenmalig directeur Ingrid Desmet en ondervoorzitter Frans Heyvaert de jammerlijke gebeurtenis. Van den Driessche herinnert zich nog steeds de onverwachte reactie van Heyvaert op de diefstal: “Waar stond uw auto precies geparkeerd?” Heyvaert ging er vanuit dat de inbrekers op zoek waren geweest naar waardevolle spullen om door te verkopen zoals laptops. Het enige wat er in de koffer Van den Driessche zat was papierwerk. “Met wat geluk vinden we dat nog ergens in een gracht.” Heyvaert ging daarom op speurtocht vanuit Meise naar Woluwe. Ondanks zijn poging werd de koffer met de 40 verloren dossiers, het werk van ettelijke uren aan vergaderen, nooit gevonden. Toch werden, dankzij het visueel geheugen van Van den Driessche en de reconstructie van de documenten door zijn team, de dossiers beetje bij beetje opnieuw samengesteld. “Dat is zo een moment dat je nooit meer vergeet”, lacht Van den Driessche.

ADVN dankt Karel De Meulemeester en Johan Van den Driessche en alle andere vroegere VTB-verantwoordelijken en vrijwilligers om hun ervaringen via de interviews met ons te delen.